Tinneke Beeckman over 'De brandend actuele blasfemie van Spinoza"

De brandend actuele blasfemie van Spinoza

Een nieuwe biografie bewijst nog maar eens hoe actueel de filosofie van Spinoza nog altijd is, schrijft Tinneke Beeckman.

De meest vervloekte mens die de aarde ooit heeft voortgebracht, door satan zelf aangestuurd; een verachterlijke denker met een afwijkende geest, die een hoogst verderfelijk, gruwelijk boek schreef. Eeuwig branden in de hel moet dit abominabele creatuur, samen met zijn walgelijke boek, zodat hij niemands geest kan corrumperen. Zo reageerden theologen op Spinoza (1632- 1677) nadat hij in 1670 zijn Tractatus theologico-politicus had gepubliceerd. Dat deed hij anoniem, anders was hij meteen opgepakt en veroordeeld, zoals zijn goede vriend Koerbagh, die een jaar voordien in de gevangenis overleed. Spinoza had al een banvloek over zich heen gekregen van de Joodse gemeenschap in 1656. Ook voor ‘monsterlijke ideeën’. Pas vanaf de vroege 19de eeuw durven bewonderaars zich openlijk spinozist te noemen.

Nu publiceert Jonathan Israel Spinoza. Life and legacy, een magnifieke biografie van de man, zijn tijd en zijn invloed. Het boek begint met een uitvoerige beschrijving van de Jodenvervolging op het Iberische schiereiland vanaf de 15de eeuw. Spinoza’s voorouders moesten zich tot het christendom bekeren of naar veiligere gebieden vluchten, zoals Amsterdam, waar Spinoza wordt geboren. Het maakt hem extra gevoelig voor discriminatie, onderdrukking, dwang en manipulatie. En hij leert te overleven, standvastig de eigen opvattingen uit te werken, al moet hij ze vooral ondergronds belijden.

Spinoza is de eeuwige buitenstaander. Toch staat hij niet alleen – hij verzamelt een bonte kring bondgenoten en vrienden. Zij publiceren na zijn overlijden de Opera posthuma. Israel beschrijft de ontknoping als een thriller, die maar nipt goed afloopt.

Als je vandaag de krant openslaat, merk je hoe relevant Spinoza’s ideeën nog zijn. Hoe organiseer je een vrije en gelijke samenleving wanneer sommigen menen de absolute waarheid in pacht te hebben, omdat ze denken de enig juiste interpretatie van de Heilige Schrift te kennen? Dat is de kernvraag van Spinoza’s vervloekte Traktaat, en hier zijn enkele antwoorden. Het kan nooit van goddelijke wijsheid getuigen dat je jezelf superieur waant aan anderen. Niemand kan zich de uitverkorene van God noemen. Een theocratisch bestuur, waar de calvinisten in Spinoza’s tijd op aanstuurden, kan alleen op geweld en onderdrukking uitdraaien. Spinoza verkiest de democratie, want die garandeert meer veiligheid en vrijheid dan een monarchie of een aristocratie.

Ware vroomheid heeft weinig met dogmatische ideeën te maken en veel met een morele houding: het goede doen, naastenliefde belijden, nooit te kwader trouw handelen. Als burgers vrij kunnen denken, komt dat een samenleving ten goede. Bij dat vrije denken hoort vrij onderzoek, ook naar de Heilige Teksten zelf. Spinoza ontwikkelt daartoe een hermeneutische methode (op historisch onderzoek en taalanalyse gebaseerd). Hij besluit dat profeten niet de waarheid verkondigen, maar – in het beste geval – morele boodschappen. De filosofie hoeft dus niet meer de dienstmaagd van de theologie te zijn, zoals Thomas van Aquino en zijn opvolgers wilden.

Verder baseert Spinoza zijn democratie op de natuurlijke gelijkheid tussen alle mensen. Die gelijkheid slaat ook op het feit dat alle mensen aan passies onderhevig zijn. Juist daarom helpt de rede om adequate ideeën te ontwikkelen. Die ideeën moet je op hun intrinsieke waarde beoordelen: welke argumenten zijn er? En welk effect hebben ideeën op de passies en de rede in de publieke ruimte: zetten ze aan tot wij-zij-denken, haat en geweld? Of tot openheid, gelijkheid en vrijheid?

Spinoza’s denken wordt soms met een betweterig atheïsme geassocieerd, dat elke vorm van geloof wil bestrijden vanuit een nieuwe, vermeende superioriteit. Dat klopt niet. Natuurlijk heeft Spinoza een eigenzinnige godsopvatting (God valt samen met de wereld), die hij filosofisch uitwerkt in de Ethica. Maar wat de pluraliteit betreft, beschouwt hij elk geloof als gelijk, zolang het naastenliefde en het goede doen predikt. Dat is wat hem in politiek opzicht interesseert: het effect van geloof (en de verbeelding en de passies die daarbij worden ingezet) op de samenleving. In zijn Traktaat is hij scherp voor ‘onwetenden’; dat is al wie bekrompen en beoordelend in het leven staat, wie niet bereid is de eigen vooroordelen kritisch te bekijken. Bij

die onwetenden hoort ongetwijfeld een deel van de minder opgeleide bevolking. Maar evengoed doelt Spinoza hier op professoren of theologen, op priesters, koningen of andere machtshebbers, op al wie angst, haat, wraak, woede, schuld en andere droeve passies gebruikt om zijn greep op anderen te vergroten. Zij ontberen inzicht in de ware aard van God. En zij zijn het doelwit van Spinoza’s genadeloze kritiek – wat ze meteen goed begrepen hadden.

Vandaag worden Spinoza’s blasfemische woorden nog altijd ontdekt. In Iran, bijvoorbeeld, waar Spinoza’s Theologisch-politiek traktaat in 2017 wordt vertaald en breed gedeeld onder de critici van de ayatollahs. Kortom, wie wil nadenken over soevereiniteit en democratie, over emoties en over religie, over zichzelf en de anderen, kan nog altijd bij Spinoza langs. En wie de wereld van deze 17de-eeuwse denker wil betreden, kan Jonathan Israels monumentale biografie ter hand nemen.

Bron: Tinneke Beeckman in een column van DS dd. 26 okt. 2023.