Het geheim van de Vrijmetselarij (De Strandaard 13-11-2024)
Het geheim van de vrijmetselarij: het is een suikerwafel voor het brein
een column Griet Vandermassen, gepubliceerd in de Standaard op 13-11-2024
Maçonnieke rituelen: wat belachelijk oogt voor de nuchtere toeschouwer, heeft verbindende waarde voor wie het oprecht beleeft, vindt Griet Vandermassen. © belga
Griet Vandermassen
In januari 2007 werd ik ingewijd als vrijmetselaar. In oktober van datzelfde jaar schreef ik mijn afscheidsbrief. Mijn verblijf in de maçonnerie was kort, maar doorvoeld. Sommige critici associëren de loge met vriendjespolitiek. Daar heb ik nooit iets van gemerkt. Ik vertrok om persoonlijke redenen, waaronder met stip mijn klaarblijkelijke ongevoeligheid voor rituelen. De charme ervan ontging me. Een nieuw boek over de vrijmetselarij in Vlaanderen nuanceert mijn kijk.
Rudolf Hecke, auteur van Hoe ruw is de steen? is geen vrijmetselaar. Hij is, in maçonnieke termen, een profaan. Vrijmetselaars hanteren een eigen taaltje, net zoals ze een universum hebben ontworpen met eigen symbolen en rituelen. Hecke werpt licht op dat genootschap aan de hand van gesprekken met maçons. Daartoe behoren ‘in slaap gestelden’: mensen die, zoals ik, geen lidgeld meer betalen en geen zittingen meer bijwonen. Wij kunnen op eigen verzoek weer ‘wakker’ worden gemaakt, want maçon ben je voor het leven.
Dat klinkt alsof het een sekte is, maar de vrijmetselarij staat haaks op alles wat sektarisch is. Ze is adogmatisch. Zoals bevraagden in het boek verklaren, staat ze voor een ethisch-filosofisch project, waarbij je probeert een rechtschapen mens te zijn, met open blik te luisteren naar andersdenkenden en bij te dragen aan een betere wereld. Dat heet “kappen aan de ruwe steen”. Je hakt en schaaft aan jezelf als zoekend, feilbaar wezen en bouwt mee aan de “tempel van de mensheid”.
Naïef, utopisch, onnozel: ik hoor het hoongelach al. En allemaal goed en wel, maar waarom moet dat met allerlei geheimdoenerij? En je raakt er niet zomaar binnen, dus het blijft een elitaire club. Jammer dat je er een lidkaart voor nodig hebt, zo besluit deze krant haar bespreking van Durf te vragen over de vrijmetselarij (nog te zien op VRT Max en best de moeite). Maar de kracht van de maçonnerie ligt erin dat ze juist niet met lidkaarten werkt. Een lidkaart is iets wat je koopt. Ze schept geen emotionele band met een vereniging. De idealen van de maçonnerie zijn hooggestemd, en mensen neigen van nature tot het eigen grote gelijk. Een lidkaart kan die bias niet overstijgen. Om mensen echt naar elkaar te laten luisteren, moet je inspelen op andere aspecten van de menselijke natuur. Je moet psychologische mechanismen activeren die leiden tot verbinding en vertrouwen.
De maçonnerie heeft goed begrepen hoezeer inwijding en gezamenlijk uitgevoerde rituelen precies dat effect sorteren, in tegenstelling tot een lidkaart. Getuigenissen genoeg in het boek. Ook bij mij roept de herinnering aan mijn inwijding nog altijd ontroering op, omdat ze zo existentieel en mooi was. Ik voelde me opgenomen in een warme familie, op een niveau van verbinding dat je normaal alleen hebt met intimi.
Zo’n inwijding bespeelt dan ook psychologische genotsknopjes waarachter een diepe evolutionaire logica schuilt, zoals suikerwafels dat doen met onze zintuiglijke genotsknopjes. De mens is een hypersociale primaat. Wij evolueerden in kleine groepen, die actief waren binnen een groter tribaal netwerk. Aanvaarding binnen de groep of dat netwerk heeft voor de leden van onze soort altijd het verschil tussen leven en dood betekend. Wie verstoten werd, redde het niet. Als een gemeenschap van (grotendeels) onbekenden jou plots als een zus of broer omarmt, zoals gebeurt bij een inwijding, werkt dat als een enorme psychologische suikerwafel.
Tribale gemeenschappen kennen de chemie van die knopjes al lang. In The secret of our success: how culture is driving human evolution beschrijft biologisch antropoloog Joseph Henrich de crossculturele alomtegenwoordigheid van rituelen en de krachtige psychologische impact ervan. Rituelen scheppen vertrouwen tussen niet-verwanten. Ze creëren solidariteit met de groep. Samen iets heel existentieels of – zoals vaak bij initiaties voor jongens – doodengs meemaken, schept banden, bij inwijdelingen én toeschouwers. In een wereld waarin je concurreert met andere tribale gemeenschappen, komen culturele gebruiken die jouw groep intuïtief aanzetten tot interne samenwerking, goed van pas.
Voor maximale efficiëntie zijn die gebruiken bovendien het best irrationeel. Samen op een ernstige manier zotte dingen doen, zoals tempeltje spelen als volwassene, getuigt van meer toewijding aan de zaak dan samen een traktaat schrijven. Wat belachelijk oogt voor de nuchtere toeschouwer, heeft verbindende waarde voor wie het oprecht beleeft. Misschien ligt daar het echte geheim van de vrijmetselarij: niet in de discretie over wie er in de loge zit, wel in de emotionele kracht, voor velen, van het rituele totaalpakket.
Natuurlijk botsen ideaal en werkelijkheid soms. Waar mensen samenkomen, wordt er gemenst, zoals Hecke schrijft. Maar de geheimhouding is geen dekmantel voor affairisme. Over die geheimhouding heersen trouwens verdeelde meningen onder maçons, zoals over zowat alles. Breng zeven maçons samen en je hebt acht meningen, luidt de boutade. Dogma’s zijn ver te zoeken binnen de vrijmetselarij, zoals het boek uitgebreid illustreert. Humor is er wel. Hoeveel vrijmetselaars heb je nodig om een lamp in te draaien? Dat is geheim.
Griet Vandermassen is filosofe en auteur. Haar column verschijnt vierwekelijks op woensdag in De Standaard.
Lees ook
‘Durf te vragen’: we hebben het begrepen, Siska Schoeters, de vrijmetselarij intrigeert en wekt ontzag